Reserve grondexploitaties
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
- Enerzijds de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken.
- Anderzijds alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
Het weerstandsvermogen voor de gemeente Leudal bestaat uit de reserve grondexploitatie en het algemeen gemeentelijk weerstandsvermogen wat onderdeel uitmaakt van de risicoparagraaf.
De reserve grondexploitaties is voor de gemeente Leudal de eerste buffer en heeft volgende de Nota Grondbeleid de volgende functies:
- Verrekenen van winsten en verliezen van de exploitaties;
- Afdekking van risico’s;
- Buffer voor het voeren van een actieve grondpolitiek;
- Bepaalt de grens voor het voeren van een actieve grondpolitiek.
Het behalen van winsten is geen doel maar wel heel belangrijk om de reserve grondexploitatie op peil te houden en zodoende tegenvallers op te vangen. Het beleid bij winstnemingen is gebaseerd op het principe van voorzichtigheid en in 2019 heeft er: één winstneming (ten bedrage van € 286.000)
plaats gevonden, dit na balans datum. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat de overdracht van de gronden Kapittelstraat plaats vond in januari 2020. Daarnaast wordt voorgesteld de grondexploitatie Leudalplein af te sluiten en de gronden toe te voegen aan het materieel vast actief. Hetgeen betekent dat de boekwaarde ten dele afgeboekt wordt, dit zodat de gronden een waarde hebben van 4.000 m² x € 25 (waarde ruw bouw grond vergelijkbaar aan andere taxaties). De waarde wordt: € 100.000. En het restant van de boekwaarde (ten bedrage van: € 195.150,14) wordt afgeboekt ten laste van de reserve grondexploitatie.
Ondanks dat er in 2019 wel onttrekking plaatsvond, is de reservepositie door toevoeging aan de reserves niet verslechtert.
Risico’s grondexploitaties
Risico’s van grondexploitaties worden afgedekt door de reserve grondexploitaties. Het kwalificeren van risico’s wordt gebaseerd op enerzijds het risico en de kans dat een risico zich openbaart en anderzijds het bedrag dat daarmee is gemoeid. Bovendien moet de vraag worden beantwoord of het saldo van de reserve grondexploitaties voldoende is om de risico’s af te dekken.
(bedrag x 1.000) | |
---|---|
Risico's grondexploitatie | Bedrag |
Afzetrisico's gevolg van marktvertraging | 335 |
Risico's m.b.t. kostendekkendheid van plannen | 358 |
Risico's haalbaarheid plannen als gevolg van de marktsituatie | |
Risico niet nakoming van overeenkomsten | 953 |
Debiteurenrisico's | |
Procedurekosten (investering Raad € 154.000) | 88 |
Verplichte bijdrage aan de algemene dienst | |
Diverse overige risico's (o.a. onderzoek naar plannen die niet tot uitvoering komen) | 578 |
Totaal | 2.312 |
De reserve bedraagt € 2,3 miljoen en de risico’s zijn als volgt gekwantificeerd.
Verwezen wordt naar de risicobeheermatrix in de jaarrekening.
De belangrijkste risico’s zijn:
- Financiële resultaten van de afwikkeling van het faillissement van Nieuwe Borg;
- Restant financiële resultaten van de afwikkeling van Structuurbeelden Haelen-Horn;
- Kostendekkendheid van de grote(re) exploitaties: de uitbreiding van het bedrijventerrein Ittervoort 4e fase;
Vennootschapsbelasting (VPB)
Vanaf 1 januari 2016 worden grondexploitaties als VPB-plichtig aangemerkt. Het gevolg is dat over toekomstige winsten behaald uit de grondexploitaties vennootschapsbelasting betaald moet worden (20%-25%). De winstberekening volgens de Wet modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen wijkt af van de winstberekening volgens de BBV (zoals opgenomen in de begroting en de jaarrekening). De berekeningen met betrekking tot de grondexploitaties zijn voor de berekening van de VPB-plicht eind 2018 omgebouwd naar fiscale maatstaven. Begin 2019 is de definitieve aangifte 2016 en 2017 samengesteld en ingediend. Op basis van de eerste fiscale balans die inzicht geeft in de fiscale positie. Op basis van de balans en winst & verlies 2016 en 2017 is becijferd dat wij geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn over 2016 en 2017. In 2020 wordt de aangifte 2018 definitief gemaakt.
Op basis van de voorlopige berekeningsmodellen (en de voorlopige aangifte 2019) wordt vooralsnog ervan uitgegaan dat wij over 2019 maximaal € 75.000 verschuldigd zijn aan vennootschapsbelasting en dit bedrag is in de jaarrekening 2019 opgenomen.